Example: barber

Werkwoordenoefening werkwoordpakket 4 …

Werkwoordenoefening werkwoordpakket 4 Verleden tijd antwoorden _____ Sofie op een vraag die voor mij bedoeld was? rijden Ik _____ gisteren de hele dag met mijn fiets in het park. laten Mijn vriendje _____ vorige week zijn trui bij ons liggen. vluchten Het konijn _____ de verkeerde kant op. groeten _____ jij Tim toen je hem vorige week tegenkwam? fluiten De scheidrechter _____ toen de bal tegen de lat kwam. praten Iedereen _____ gisteren bij de vergadering door elkaar. voeden De boer _____ de varkens gisteren om 8 uur. bieden Ik _____ mijn excuses aan voor mijn brutale gedrag. schelden Waarom _____ jij Matthijs gisteren uit op het plein? doden De kat _____ gisteren een muis in onze tuin. eten Wij _____ vorige week in een heerlijk restaurant. bijten Toen ik maandag in een appel _____ viel mijn tand eruit.

Werkwoordenoefening werkwoordpakket 4 Verleden tijd antwoorden _____ Sofie op een vraag die voor mij bedoeld was? rijden Ik _____ gisteren de …

Information

Domain:

Source:

Link to this page:

Please notify us if you found a problem with this document:

Other abuse

Transcription of Werkwoordenoefening werkwoordpakket 4 …

1 Werkwoordenoefening werkwoordpakket 4 Verleden tijd antwoorden _____ Sofie op een vraag die voor mij bedoeld was? rijden Ik _____ gisteren de hele dag met mijn fiets in het park. laten Mijn vriendje _____ vorige week zijn trui bij ons liggen. vluchten Het konijn _____ de verkeerde kant op. groeten _____ jij Tim toen je hem vorige week tegenkwam? fluiten De scheidrechter _____ toen de bal tegen de lat kwam. praten Iedereen _____ gisteren bij de vergadering door elkaar. voeden De boer _____ de varkens gisteren om 8 uur. bieden Ik _____ mijn excuses aan voor mijn brutale gedrag. schelden Waarom _____ jij Matthijs gisteren uit op het plein? doden De kat _____ gisteren een muis in onze tuin. eten Wij _____ vorige week in een heerlijk restaurant. bijten Toen ik maandag in een appel _____ viel mijn tand eruit.

2 Planten Ik _____ de bollen vorige herfst in de grond. luiden De klokkenluider _____ de klokken elk heel uur. wachten Gisteren _____ wij een half uur op de bus. braden Mijn moeder _____ het vlees op een laag pitje. vinden Ik _____ dat Eddie er niet goed uitzag vandaag. schieten Willem _____ gisteren niet midden in de roos. binden De man _____ zijn hond aan een paal bij de winkel. haten Joris _____ Jan vanaf het moment dat hij hem zag. branden Janneke _____ haar vingers aan de hete pan. vechten De 2 groepen _____ vorig jaar om de eerste plaats. worden Alice _____ rood toen de leerkracht haar naam noemde.


Related search queries