Woordenlijst groep 7 - leestrainer.nl

1 1 Woordenlijst groep 7 Week 1 Is de klank lang, dan staat er eentje op de gang. Is de klank kort, dan liggen er twee op m n bord. apen deze holen malen paden schema avond dode humeur mate aantallen bronnen hutten krullen oplossen rollen akker bruggen interesse kudde Week 2 Spellingproble-men van vorig jaar grijze halve lieve veilig verdrietig verstandig vijftig vorig wazig weinig gierigaard grijsaard gulzigaard luiaard rijkaard valsaard bangerd dikkerd dommerd engerd Week 3 Spellingproble-men van vorig jaar aandachtig eenvoudig harig matig prachtig veilig aanwezig eeuwig heftig menig rafelig aanvankelijk bezwaarlijk feitelijk jaarlijks noordelijk vermoedelijk aanzienlijk dadelijk gebruikelijk Week 4 Herhaal deze woorden paling schepen avonturen draden oppasser rubber allang bussen gierigaard grijsaard gulzigaard luiaard handig

2 Machtig potig veertig kerkelijk onmogelijk vreselijk Week 5 Spellingproble-men van vorig jaar cilinder december politici publiciteit speciaal circa feliciteren precies certificaat comit conducteur corresponderen functie chocola commentaar conferentie banen drama jaren jammer Week 6 Woorden met ch. Je hoort sj, maar je schrijft ch. broche chagrijnig champignons chantage chanteren charmant chauffeur chef Chili chimpansee China chips chirurg chocolade douche fiche hachee lunch machine machinist Week 6 Op herhaling. elektrisch ironisch fantastisch islamitisch grafisch Isra lisch historisch kapitalistisch Indisch motorisch Indonesisch Olympisch reparatie repetitie revolutie situatie vakantie variatie rechercheur marcheren 2 Week 7 Woorden met iaal, ieel, ueel.

3 Je hoort een j of w, maar die schrijf je niet. ceremonieel commercieel essentieel financieel industrieel materieel officieel principieel actueel eventueel individueel procentueel visueel ideaal collegiaal cruciaal dictatoriaal familiaal filiaal Week 8 Herhaal deze woorden ori ntatie politie portie prestatie reactie biologisch chemisch communistisch concert percentage operatie organisatie broche chagrijnig champignons materiaal sociaal speciaal atletisch dramatisch Week 9 Woorden met th. Je hoort een t, maar je schrijft th. althans apotheek Athene atheneum bibliotheek discotheek enthousiast hypotheek katholiek mediatheek thans thee theedoek theezakje thema theologie theoretisch therapeut thermiek thermometer thermopane Week 10 Spellingproble-men van vorig jaar activiteit brutaliteit elektriciteit lokaliteit puberteit universiteit anonimiteit continu teit identiteit majesteit aanwezigheid eenheid goedheid onzekerheid verkoudheid werkgelegenheid aardigheid eenzaamheid hartelijkheid overheid Week 11 Herhaal deze woorden Arabisch romantisch theoretisch Atlantisch autoriteit elasticiteit kwantiteit nationaliteit seksualiteit duidelijkheid gierigheid omstandigheid informatie injectie intelligentie isolatie motivatie natie notitie provincie Week 12

4 Herhaal deze woorden thuis videotheek theater ether domheid gezondheid nauwkeurigheid verantwoordelijk- waarheid artisticiteit diversiteit kwaliteit muzikaliteit rivaliteit emigratie expeditie expositie functie garantie generatie Week 13 Leenwoorden uit het Engels moet je uit je hoofd leren. aftershave barbecue bungalow cake camping caravan checken clown cockpit computer cowboy fax goal grapefruit handicap interview jeans jerrycan job keeper 3 Week 14 Werkwoorden zijn doewoorden die aangeven wat je kunt doen. Gebruik je schema. Week 15 Leenwoorden uit het Engels moet je uit je hoofd leren. placemat shirt snack sticker weekend snack speech spray stick sticker trainer truck volleybal weekend racket rails rugby safe shag shop Week 16 Herhaal deze woorden.

5 Aftershave barbecue bungalow cake camping caravan checken clown cockpit shovel show smash smog smoking keeper placemat shirt snack sticker weekend Week 17 Woorden met een x, -y, -q zijn moeilijk. Je moet ze onthouden. aquarium cheque concequent enqu te quiz claxon exclusief excursie excuus experiment explosie taxi textiel baby diskjockey dynamo happy hobby hyena panty Week 18 Werkwoorden zijn doewoorden die aangeven wat je kunt doen. Gebruik je schema. Week 19 Werkwoorden zijn doewoorden die aangeven wat je kunt doen. Gebruik je schema. Week 20 Herhaal deze woorden. pony pyjama sherry typen volleybal deskundigheid gezelligheid mogelijkheid veiligheid vrolijkheid intimiteit mentaliteit realiteit liniaal materiaal mondiaal provinciaal socialistisch tropisch Australisch 4 Week 21 Woorden uit het Frans.

6 Hoor je zj, dan schrijf je soms g of soms j. Hoor je e, dan schrijf je . asperge bagage energie etalage ingenieur manege origineel passagier reportage caf comit bureau niveau blouse bouillon coup couplet courgette douane douche Week 22 Werkwoorden zijn doewoorden die aangeven wat je kunt doen. Gebruik je schema. Week 23 Werkwoorden zijn doewoorden die aangeven wat je kunt doen. Gebruik je schema. Week 24 Herhaal deze woorden. goulash gourmetten jeu de boules patrouille souvenir asperge bagage blamage chantage collage corsage plantage rage rapportage ravage regime reportage slijtage stage stellage Week 25 Woorden uit het Frans. Hoor je oo, dan schrijf je eau. Hoor je oe, dan schrijf je ou. bureau cadeau eau de cologne niveau plateau couplet gourmetten route coupon gouverneur routine coureur jeu de boules courgette journaal souvenir couveuse journalist toupet douane Week 26 Werkwoorden zijn doewoorden die aangeven wat je kunt doen.

7 Gebruik je schema. Week 27 Hoor je een s, dan schrijf je die ook. Eindigt het eerste woord in het meervoud op en, dan schrijf je de n. berkenboom karrenspoor pennenbakje doktersassistente lamsvlees stationschef boekenbon kattenkruid pijpenkrullen dorpskerk moederskindje stationshal boekenkast kattenstaart plantenspuit dorpsschool najaarszon tabaksrook brievenbus kersenboom 5 Week 28 Herhaal deze woorden. patrouille tour blouse doublure poulet bouillon douche ragout coup goulash retour bureau cadeau eau de cologne niveau plateau prullenmand dorpsstraat overheidsgebouw timmermansoog Week 29 Werkwoorden zijn doewoorden die aangeven wat je kunt doen. Gebruik je schema. Week 30 Het trema gebruik je om klanken in een word te split-sen.

8 Het streepje gebruik je om woorden die met klinkers aan el-kaar komen te verbinden. na-apen be digen f hn Pyrenee n zee n radio-omroep be indigen ge rfd r ntgenfoto rij-examen Zuid-Azi Belgi ge llustreerd ru ne solo-optreden cli nt ge nteresseerd ski n stereo-installatie pati nt Week 31 Een hoofdletter krijgen: de eerste letter van een zin,, aardrijkskundige namen, namen van feestdagen, tijdperken en historische ge-beurtenissen. Brabants Engels Hemelvaart Lek Polen meneer Drees Europa Ierland Maas de President Westertoren meneer De Vries Nederland Rijn de Koningin Frans Koninginnedag Hare Majesteit Leidseplein Pasen Week 32 Herhaal deze woorden. Duitsland Frankrijk Engeland Ierland Europa IJssel rozenstruik dorpsstraat schoenendoos geluidsinstallatie stoelendans handelsschip tandenborstel kampioensploeg toeristenplaats kanonskogel vrouwenjas kapiteinspet woordenboek kapperszaak